Cecile van Esbroeck gaat na bijna 40 jaar gewerkt te hebben met longpatiënten wat anders doen
Na bijna 32 jaar in Bravis te hebben gewerkt, gaat longarts Cecile van Esbroeck met pensioen. Niet omdat ze haar patiënten, collega’s of werk niet meer leuk vindt. Integendeel. Cecile vindt het tijd geworden om nieuwe dingen te ontdekken. “Ik wil zien welke mogelijkheden er nog meer zijn. Geraniums heb ik wel gekocht. Alleen kan ik er niet achter gaan zitten, want ze doen het nog niet zo goed.”
Cecile komt uit Roermond en studeerde geneeskunde in Utrecht. Haar coschappen deed zij in het Catharina Ziekenhuis in Eindhoven. Daar ontstond haar interesse in de longgeneeskunde. “Als je ergens stageloopt en je opleiders zijn enthousiast, dan ben je snel geneigd om voor dat vak te kiezen. In Eindhoven had ik hele enthousiaste opleiders. Zij hebben mij niet alleen een vak geleerd, maar vooral ook dat iedereen in het ziekenhuis zijn of haar steentje bijdraagt aan het welzijn en de behandeling van patiënten. Als arts moet je ervoor zorgen dat je de mensen op je afdeling kent en weet welke mogelijkheden en grenzen iemand heeft”, licht Cecile toe.
Enschede
Na een jaar extra op de longafdeling te hebben gewerkt en drie jaar interne opleiding, ging Cecile als assistent aan de slag in Ziekenhuis Enschede. “Dat was indertijd het grootste ziekenhuis van Nederland met meer dan duizend bedden. Ik was de enige assistent op de longafdeling, dus ik had het druk. Ik heb heel veel onderzoeken gedaan en veel in de praktijk geleerd. Ik zag veel patiënten uit de agrarische sector, vooral varkensboeren met schimmelinfecties, stoflongen die opgelopen waren in de textielindustrie en veel asbestkanker. Elke dag een kwartiertje in de bibliotheek met andere assistenten en verschillende opleiders, waarbij informeel over ervaringen met patiënten werd gesproken en hoe hiermee om te gaan. Ik heb geleerd om te luisteren en niet gelijk je eigen oordeel klaar te hebben. Natuurlijk is de diagnose een kapstok, maar vaak is het probleem van de patiënt met de diagnose minstens zo belangrijk.”
Aids/tbc
Eindjaren tachtig en beginjaren negentig was de tijd van de aidsepidemie. “In Enschede hadden wij een grote afdeling met hiv-patiënten. Met name veel zeldzamere infectieziekten, maar ook sociale en grote ethische dilemma’s leverde deze aandoening op. Het contact en de omgang met ‘oudere’ aandoeningen, als tuberculose (tbc) was vooral een praktisch ding. Een patiënt met tbc draagt een mondkapje, niet de behandelaar. Tbc had wel een stigma, met name in de kleinere gemeenten. Kennis van oude tbc-behandelingen was nuttig. Inmiddels zijn deze patiënten er niet meer. Klein voorbeeld: pas in de jaren vijftig kwam er medicatie voor tbc. Daarvoor was een van de behandelingen het stilleggen, het niet meer laten ventileren, van de aangedane long. Zo kon het gebeuren dat je een longfoto met een kant vol met een soort pingpongballetjes zag of met olie. Zo zag ik een oudere patiënt met opnieuw een actieve vorm van tbc, waarbij een kant in het verleden gevuld was met olie. In de Tweede Wereldoorlog was in verband met oliebehoefte een deel afgetapt door een creatieve huisarts, waardoor de long weer gedeeltelijk boven de olie was gekomen.”
Lievensberg
Na vier jaar Enschede kwam Cecile op 1 november 1992 in het Lievensberg ziekenhuis. “Long en interne vormden toen samen een vakgroep. Liem en Verheijen waren mijn twee collega’s. Nu zijn we met elf longartsen. Je deed vrijwel alles zelf met korte lijntjes naar collega’s in het land voor overleg. Pas later zijn de subspecialismen gekomen. Wel goed, het werd steeds ingewikkelder. Ik vond het wel jammer dat oncologie bij mij eraf ging. Dat was een van de belangrijkste redenen om voor dit vak te kiezen.” Cecile trad ook toe tot diverse commissies. “Uiteindelijk heb ik een aantal jaren in het stafbestuur gezeten. Dat was in de tijd van de fusie. Daarna ben ik in kwaliteitscommissies blijven werken. Dat is heel erg leuk. Je kijkt over de grenzen heen van je eigen vak. Daar leer je zelf van en je kunt ook anderen weer wat leren.”
Hetzelfde
Indertijd had je ook al euthanasie en palliatieve sedatie. “Het heette alleen anders”, aldus Cecile. “Een infuus met morfine en valium was het enige middel dat je daarvoor had. Het was vrij normaal dat je dat gebruikte, alleen de procedures waren nog niet voorgeschreven. Termen als ‘gezamenlijk beslissen’ en ‘eigen regie’ bestonden nog niet, maar werden wel toegepast. Dan heb ik het wel over longziekten. Advanced care planning en dan met name het ook zo benoemen, vind ik wel een aanwinst. Het was er wel, maar nu wordt het ook voor de patiënt zo benoemd en dat geeft duidelijkheid. Met name als je iemand al vele jaren met langzame achteruitgang ziet, is zo’n gesprek verhelderend.” Hoewel de kennis over aandoeningen en behandelingen is veranderd, zijn de patiënten vrijwel hetzelfde gebleven. “Ze blijven op dezelfde manier met hun ziekte omgaan. Ik vind wel dat sinds corona de omgang met families moeizamer kan verlopen. Gelukkig is dat niet altijd het geval. De patiënten en hun familie hebben door internet wellicht iets meer, maar vooral ook desinformatie. Ook de acties die je zelf als patiënt kunt ondernemen om beter te kunnen functioneren sneeuwen onder in de idee dat de wetenschap wel een oplossing biedt.”
Laatste dag
Vrijdag 31 mei is officieel de laatste dag van Cecile. “Ik draai dan nog een beetje poli en ben dan klaar. Donderdag 13 juni is van 17.00 tot 19.00 uur mijn receptie in restaurant 't Lieverdje op de locatie Bergen op Zoom. Dan mag iedereen komen. Ik ben nu al een half jaar aan het afscheid nemen van de mensen die al vele jaren patiënt bij mij zijn. Zij komen meestal met een kaartje waarop hele teksten staan. Dat is mooi om te lezen. Met patiënten kan ik over het algemeen lezen en schrijven, zolang je je maar verplaatst in hun situatie. Dat kost meestal geen extra tijd en de patiënt heeft het gevoel gehoord te worden.”
Andere dingen
Cecile stopt omdat ze andere dingen wil gaan doen. “Ik heb al jaren piano- en vioolles, wat klusjes om te doen, ben ook van het knutselen met hout en metaal. Nog wat lopen en fietsen (niet elektrisch!). Daarnaast wil ik vrijwilligerswerk gaan doen. Ook zou ik graag in de dossiercommissie van Bravis komen en wellicht kan ik wat coachwerk doen. Ik heb hiervoor geen opleiding gedaan, maar wel voldoende ervaring denk ik. Misschien wat waarneming. Ook wil ik een 2-jarige cursus volgen over de geschiedenis van Bergen op Zoom enz. Ik heb plannen genoeg, maar weet niet of ik ze allemaal ga uitvoeren. Waarschijnlijk komt er vanzelf het nodige op mijn pad. Ik heb van mijn patiënten begrepen dat de tijd zich vanzelf wel vult.”