- U bevindt zich hier:
- Home
- Afdelingen
- Folders
- Bicepspeestenodese
Bicepspeestenodese
Inleiding
Binnenkort wordt u geopereerd aan uw schouder: de bicepspees wordt doorgenomen en opnieuw vastgezet. In deze folder vindt u informatie over het schoudergewricht, de aanleiding voor de operatie, de operatie en de nabehandeling.
De schouder
De schouder is een kogelgewricht. Het wordt gevormd door de kop van de bovenarm en de kom van het schouderblad. De schouderkom is omgeven door een kraakbeenring, welke zorgt voor stabiliteit. Een van de pezen van de bicepsspier is stevig verankerd met het bovenste deel van de kraakbeenring.
Anatomie schouder en bicepspees
Klachten
Klachten van de bicepspees kunnen door een ontsteking of een gedeeltelijke scheur veroorzaakt worden. Pijnklachten aan de voorzijde van de schouder zijn vaak aanwezig bij het aanspannen van de bovenarm. Er kan ook krachtsverlies van de arm optreden door deze pijnklachten.
Voor de operatie
- Indien u ziek bent of wondjes heeft vóór de operatie, moet u dit bij opname altijd doorgeven.
- Stel uw behandelend arts op de hoogte als u bloedverdunnende medicijnen gebruikt. Hij zal u vertellen of en wanneer u daarmee moet stoppen voor de operatie.
- De anesthesioloog beoordeelt of u gezond genoeg bent voor de operatie. Als hij het nodig acht, stuurt hij u naar de internist, longarts en/of de cardioloog voor verder pré operatief onderzoek.
De operatie
De operatie wordt uitgevoerd via een open procedure of via een kijkoperatie. Bij de open procedure wordt er een wond aan de voorkant van de schouder gemaakt. Bij een kijkoperatie worden er een aantal kleine wondjes rondom de schouder gemaakt. U krijgt altijd een algehele narcose, vaak wordt dit gecombineerd met een verdoving van de arm.
Tijdens de operatie wordt de afgescheurde pees gehecht. De hechtingen zorgen voor tijdelijke stevigheid zodat de pees kan vastgroeien. De operatie duurt gemiddeld 1 uur.
De operatie vindt plaats in dagopname. Het ontslag is afhankelijk van de wond en hoe u zich voelt. Na de operatie krijgt u op de operatiekamer een draagband (sling) aangelegd. Deze sling draagt u in totaal 4 weken: de eerste twee weken dag en nacht en daarna 2 weken alleen overdag. Het beleid met betrekking tot mobilisatie en fysiotherapie wordt door de orthopedisch chirurg bepaald. U krijgt bij het ontslag een informatiemap voor de fysiotherapie mee.
Het beleid en verdere instructies worden aan u uitgelegd tijdens het verblijf op de afdeling.
De fysiotherapeut zal vóór ontslag uit het ziekenhuis de toegestane oefeningen met u doornemen. U krijgt ook informatie over wat u thuis wel en niet mag doen. Ongeveer twee weken na de operatie komt u terug op de polikliniek orthopedie voor wondcontrole.
Drie maanden na de operatie komt u bij de orthopedisch chirurg voor controle terug op de polikliniek orthopedie.
Nabehandeling bicepspeestenodese
Het is erg belangrijk om de pees de tijd te geven goed te genezen. Daarom zijn de volgende leefregels van belang:
- Door het doen van oefeningen houdt u de schouder, pols en elleboog soepel. De fysiotherapeut neemt deze oefeningen vóór het ontslag met u door.
- De eerste twee weken draagt u de draagband overdag en ’s nachts om niet toegestane activiteiten te voorkomen.
- De eerste zes weken na de operatie mag u de bovenarm niet aanspannen en mag u geen kracht zetten met de geopereerde arm.
- Het beleid met betrekking tot mobilisatie en fysiotherapie wordt door de orthopedisch chirurg bepaald.
- Na vier weken mag de sling af.
- Tot zes weken postoperatief zijn autorijden en fietsen niet toegestaan. Daarna is dit afhankelijk van het herstel en de beweeglijkheid van de schouder.
Complicaties
Bij iedere ingreep bestaat de kans op complicaties. Gelukkig komen deze bij een schouderoperatie zelden voor. Toch is het van belang dat u hiervan op de hoogte bent.
Algemene complicaties:
- nabloeding;
- wondinfectie;
- zenuwbeschadiging. Omdat er sneden in de huid worden gemaakt kan een huidzenuw beschadigd raken. Dit geeft een doof gevoel in een gedeelte van de huid rondom de wond. Meestal verdwijnen deze klachten in de loop van de tijd vanzelf. Soms zijn ze echter blijvend.
Specifieke complicaties:
- Na de schouderoperatie kunnen verklevingen optreden. Door de vorming van littekenweefsel kan de schouder stijf worden. Om dit te helpen voorkomen is het belangrijk om regelmatig, minimaal 3 keer per dag, pendeloefeningen te doen. U leert deze oefeningen van de fysiotherapeut tijdens uw verblijf in het ziekenhuis.
- Indien er teveel kracht op de pees komt, bestaat de kans dat deze los getrokken wordt. Het is daarom belangrijk om u goed aan de leefregels te houden.
- Na de operatie kunnen pijnklachten optreden op de plaats waar de pees is vastgezet.
Algemene praktische adviezen
- Gebruik de pijnstillers die u bij ontslag mee krijgt. Op geleide van de pijnklachten, mag u de pijnstillers afbouwen.
- Voer de toegestane oefeningen regelmatig uit (minimaal 3 maal per dag).
- Beweeg ook uw pols, elleboog en vingers regelmatig om te voorkomen dat deze stijf worden.
- Stel wegens infectiegevaar douchen uit tot de wond gesloten is, meestal is dat drie dagen na de operatie. In bad gaan kan na 2 weken als de hechtingen verwijderd zijn.
Wanneer moet u de arts waarschuwen?
Na de operatie kan uw schouder en het gebied rondom de wond dik en warm aanvoelen. Dit wordt geleidelijk minder. Het is ook mogelijk dat u bloeduitstortingen (blauwe plekken) bij de wond heeft. Deze verdwijnen vanzelf.
In onderstaande gevallen moet u de arts waarschuwen:
- Als de operatiewond veel gaat lekken.
- Als het gebied rondom de wond duidelijk dikker wordt.
- Als u koorts krijgt, hoger dan 38,5ºC.
Belt u tijdens kantooruren naar de polikliniek orthopedie: 088 – 70 68 537.
Buiten kantooruren belt u naar de afdeling spoedeisende hulp: 088 – 70 68 889.