Uw kind met sondevoeding naar huis

Inleiding

Uw kind heeft een sonde en krijgt sondevoeding. U leert hoe u sondevoeding aan uw kind moet geven, zodat u dit thuis zelfstandig kunt doen. Deze informatie helpt u daarbij. We beschrijven alle stappen voor het geven van sondevoeding. Ook vertellen we u welke problemen soms voorkomen en hoe u ze kunt oplossen. Met vragen kunt u altijd terecht bij de kinderverpleegkundige of de kinderarts. Zij helpen u graag.

Het uitvoeren van de handeling

Sondevoeding geven is een handeling waaraan risico’s zitten. Niet iedereen mag deze handeling zomaar uitvoeren. U mag de handeling alleen uitvoeren wanneer de kinderarts hiervoor opdracht geeft. De verpleegkundige leert u precies hoe u sondevoeding geeft. U oefent net zo lang tot de kinderarts en uzelf er alle vertrouwen in hebben dat u het kunt. Met hulp van een checklist leert u op de afdeling met de sonde en de sondevoeding om te gaan.

Waarom sondevoeding?

Er zijn verschillende redenen waarom een kind sondevoeding krijgt.

  • Uw kind is opgenomen op de afdeling omdat hij/zij slecht drinkt en extra voeding nodig heeft om aan zijn energiebehoefte te komen.
  • Uw kind groeit niet goed.
  • Uw kind heeft ondergewicht.

Instructie voor het geven van sondevoeding

  1. Leg alle benodigdheden klaar:

    -    De voeding op lichaamstemperatuur

    -    Spuit om de voeding mee te hevelen of voedingspomp

    -    10 ml spuitje

    -    PH-indicator

    -    Water om de sonde mee door te spoelen

  2. Was uw handen goed met water en zeep, om zo schoon mogelijk te werken.
  3. Controleer of de sonde zich op de juiste plaats bevindt. Kijk of de pleister nog goed zit en/of de sonde nog op het juiste aantal cm in de neus zit.

    -    Kijk of de sonde nog goed gefixeerd is: is de pleister nog goed vastgeplakt of hangt de sonde er losjes bij.

    -    Controleer de positie van het markeringspunt op de sonde dat de juiste ingebrachte lengte aangeeft.

    -    Ga na of de sonde ten opzichte van de neus niet verschoven is.

    -    Inspecteer de mond en keelholte: ligt de sonde zichtbaar goed in de keel en niet opgekruld.

    -    Als de sonde niet goed ligt, verschoven is en bij twijfel over de ligging: dien niets toe via de sonde!

  4. Controleer bij twijfel de ligging van de sonde door middel van een pH-indicator en beoordeling van het aspiraat (=datgene wat je optrekt uit de sonde)
    PH-meten: trek met het 10 ml spuitje maaginhoud op. De maaginhoud heeft een pH van < 5,5. Lukt het niet om maaginhoud op te trekken, spuit dan 3 ml lucht door de sonde. Dit om de sonde eventueel van de maagwand te duwen. Probeer vervolgens nog een keer maaginhoud op te trekken. Krijgt u nog steeds geen maaginhoud terug en mag uw kind drinken, dan mag u uw kind een slokje laten drinken. Probeer na 15 minuten nog een keer maaginhoud op te trekken. Indien het niet lukt maaginhoud op te trekken, schuif dan de sonde een stukje (vingerbreedte) verder op of u trekt de sonde een stukje terug en controleer dan opnieuw. Zit de sonde niet goed of twijfelt u, neem dan contact op met de kinderthuiszorg.
  5. Dien de voeding op de afgesproken manier toe.
  6. Let op reacties van uw kind zoals:
    -    Misselijkheid

    -    Onrust/huilen

    -    Hoesten

    -    Blauw zien

    Stop met het geven van voeding zodra uw kind 1 van deze reacties vertoont. Geef uw kind de tijd om rustig te worden. Controleer daarna nogmaals de ligging van de sonde. Zit die goed, probeer dan de rest van de voeding te geven. Laat de voeding eventueel iets langzamer lopen.

  7. Als de voeding is toegediend, spuit de sonde door met min 2 ml en maximaal 5 ml lauw water. Hiermee voorkomt u dat de sonde verstopt raakt.
  8. Maak de spullen na afloop schoon en was uw handen. De spuiten mag u hergebruiken. Neem 1 x per 24 uur nieuwe spullen. 

De voedingspomp

Als u gebruik maakt van een voedingspomp, krijgt u deze geleverd door een leverancier. Er komt een medewerker van het bedrijf bij u om u uit te leggen hoe de pomp werkt. Bij het bedrijf kunt u nieuwe sondes, toedieningsystemen en spuiten bestellen als deze bijna op zijn. Deze materialen krijgt u dan met de post toegestuurd of een transportbedrijf levert deze bij u thuis. Bij een storing van de pomp neemt u zelf contact op met de leverancier van de pomp.

De verzorging

Mondverzorging: kinderen die alleen via de sonde voeding krijgen, maken weinig speeksel aan. Speeksel gaat ontstekingen en infecties tegen. Goede mondverzorging is daarom extra belangrijk.

  • Maak voor elke voeding de binnenkant van het mondje helemaal schoon. Dit doet u met een gaasje dat u in lauw water hebt gedoopt. Doe dit zo voorzichtig mogelijk, want uw kind kan braakneigingen krijgen.
  • Smeer de lipjes in met een vettige crème, bijvoorbeeld vaseline. Dit voorkomt dat de huid uitdroogt en gaat barsten.
  • Spruw is een veelvoorkomende infectie. Dit is te zien aan witte puntjes achterop de tong of in de wangzak. Raadpleeg uw arts als u deze ziet.

 

Mondfuncties: belangrijk is ook het onderhouden van de mondfuncties. Kinderen die alleen via de sonde voeding krijgen, missen de ervaring van mondbewegingen en -gevoelens. Deze ervaringen zijn nodig om later te kunnen leren eten en praten. Laat uw kind tijdens sondevoeding zuigen op een fopspeen of uw vinger. Geef uw kind eerst borstvoeding of flesvoeding als dat mag. Zo leert uw kind ook zelf drinken.

 

Neusverzorging: de sonde zit tegen de rand van het neusgaatje en op de neus geplakt. Extra neusverzorging is daarom nodig.

  • Zorg ervoor dat de sonde niet tegen de rand van het neusgaatje drukt, dit om wondjes te voorkomen.
  • Vervang de pleisters zodra ze vies zijn of loslaten.
  • Maak het neusje schoon met water en droog goed af.
  • Maak de neusgaatjes regelmatig schoon met een gaasje of wattenstokje in kraanwater. Geef zonodig neusdruppels met fysiologisch zout.

Medicijnen door de sonde

Sommige medicijnen kunt u via de sonde geven. Overleg met de arts of de verpleegkundige hoe u dit het beste doet. Verdun de medicijnen eventueel om verstopping te voorkomen. Vraag ook of dit voor, tijdens of na de voeding moet. Controleer voor het geven van de medicatie eerst of de maagsonde goed zit. Spuit de medicatie door de sonde. Spoel na het geven van de medicijnen de sonde goed schoon met 3 ml water. (max 5 ml) Maak de spullen daarna schoon.

Mogelijke problemen

De pleister laat los: verwijder de oude pleister, maak de neus en wang schoon. Plak er een nieuwe pleister op. Let op dat de sonde niet verschuift. Controleer daarna de sonde.

 

De sonde is verschoven en komt een klein stukje uit de neus: komt er een stukje van de sonde uit de neus, dan kunt u deze gewoon terugschuiven. Controleer of de sonde weer in de maag zit. Zie punt 3 bij ‘Instructie voor het geven van sondevoeding’.

 

De sonde is uitgebraakt en komt uit de mond: als uw kind de sonde uitbraakt, komt deze er via de mond uit. Maak de pleisters los, knijp de sonde dicht en verwijder de sonde via de neus.

 

De sonde is verstopt: de sonde kan verstopt raken door:

  • Het niet regelmatig doorspuiten van de sonde.
  • Het niet goed doorspuiten van de sonde voor en na het toedienen van medicijnen.

Als de sonde verstopt is, probeer hem dan door te spuiten met lauw water. U mag een klein beetje druk gebruiken bij het doorspuiten, neem hiervoor een 10 ml spuit.

 

De voeding loopt niet door: de sonde kan dichtgedrukt zijn, door de houding van uw kind. Geef uw kind een andere houding. Is het probleem nog niet opgelost? Dan zit de sonde verstopt, zie ‘De sonde is verstopt’

Mogelijke complicaties

Irritatie van het neusslijmvlies: soms zit de sonde te strak, of zit hij te lang op één plaats vastgeplakt. Het neusslijmvlies raakt dan geïrriteerd. Haal de sonde er uit en wissel van neusgat bij het inbrengen van de nieuwe sonde. Let bij het vastplakken goed op, dat de sonde niet te strak tegen het neusgat van uw kind aandrukt.

 

Misselijkheid en overgeven: sommige kinderen zijn misselijk of moeten overgeven. Mogelijke oorzaken zijn:

  • De voeding loopt te snel in.
  • Het is te veel voeding per portie.
  • De voeding is te zwaar voor uw kind.
  • De voeding is te koud.
  • De maag van uw kind raakt niet snel genoeg leeg.
  • De sonde ligt verkeerd.
  • De medicijnen die uw kind krijgt, veroorzaken misselijkheid.
  • Uw handen of de spullen zijn niet schoon genoeg waardoor uw kind bacteriën heeft binnengekregen.
  • Uw kind heeft een infectie.

Stop meteen met het toedienen van de sondevoeding bij misselijkheid of overgeven. Ga na wat de oorzaak is en verhelp deze als u kunt. Laat uw kind kalmeren en ga dan pas verder. Geeft dit geen verbetering dan is het goed om de huisarts te raadplegen.

 

Diarree: mogelijke oorzaken van diarree zijn:

  • De voeding loopt te snel in.
  • Het is te veel voeding per portie.
  • De voeding is te zwaar voor uw kind.
  • De voeding is te koud.
  • De sonde ligt te diep.
  • Uw kind is besmet met bacteriën.
  • De voeding is verkeerd samengesteld.
  • De medicijnen die uw kind krijgt, veroorzaken diarree.

Verhelp de oorzaken als u kunt. Houdt de diarree aan, overleg dan met uw huisarts wat u het beste kunt doen.

 

Verslikken in de voeding: als de sonde van plaats verandert of als uw kind moet overgeven tijdens de voeding, kan uw kind zich verslikken. Er bestaat kans dat de voeding in de luchtpijp of de longen terechtkomt. In dat geval kan uw kind gaan hoesten, moeilijk ademhalen, benauwd worden of blauw aanlopen. Stop dan direct met het toedienen van de sondevoeding. Neem meteen contact op met uw huisarts.

 

Wanneer u twijfelt over de instellingen van de pomp, kunt u dit filmpje via de link bekijken. Komt u er zelf niet uit, neem dan contact op met het kinderwijkteam.

Vragen

Heeft u na het lezen nog vragen? Stel deze tijdens uw bezoek aan de kinderarts of verpleegkundige. U kunt ook bellen met de verpleegkundige van het kinderwijkteam.

 

 

Heeft u vragen?

Heeft u nog vragen? Stel ze gerust via de app BeterDichtbij.
Ontbreekt er informatie in deze folder?